Je hebt van die plekken waarvan mensen meteen zeggen: “Pfoe, dát zou ik niet kunnen hoor, werken in het verpleeghuis.”
En dan knik ik altijd vriendelijk, met een glimlach waarvan ik denk dat hij beleefd is, maar die volgens collega’s vaak meer richting passief-agressief gaat.
Want ja… Het verpleeghuis is soms druk, chaotisch, vol geklaag, formatieproblemen, zorgzwaarte, familie-ellende, incontinentiemateriaal én een voorraadkast die altijd precies dat ene mist wat je nodig hebt.
Maar het is óók thuiskomen. Met honderd kleuren, geuren, emoties en karakters door elkaar.
En dat laatste ontdekte Marvin.
Marvin kwam een paar jaar geleden als studentje binnengerold.
Een broekie. Een pup. Zo eentje die nog dacht dat een heel zorgplan opstellen “even 10 minuten zou kosten” en die met goede moed op zijn eerste stagedag binnenwandelde met een notitieboekje, drie pennen en het naïeve vertrouwen dat iedereen op de afdeling elkaar aardig zou vinden.
Ik zal het moment nooit vergeten dat hij zich voorstelde.
Marvin, 19 jaar, ambitieus, beleefd, haar netjes, uniform zonder vlekken. Zijn sneakers nog wit.
Je kon hem ruiken, niet Marvin, maar die geur van versheid en idealisme die leerlingen vrijwel altijd bij zich hebben.
Een aroma dat binnen 48 uur meestal vervangen wordt door koffie, zweet, pure paniek en het permanente vermoeden dat je iets vergeten bent te doen.
En laat ik eerlijk zijn: ons team was niet mals.
Een verpleeghuisafdeling is net een grote familie, maar dan met een DSM-V diagnose, te weinig slaap en drie soorten culturen door elkaar, inclusief rivaliteitsgehalte waar de gemiddelde soapserie u tegen zegt.
Je hebt de Oermoeder van de afdeling:
Die al 38 jaar werkt zonder ooit écht vrij te zijn geweest. Ze weet álles, heeft álles gezien en één wenkbrauwlift van haar kan je hele opleidingsmotivatie doen imploderen.
Dan heb je de Decibel-Draaideur:
De collega die óveral wat van vindt en vooral luid. Die het nieuws sneller verspreidt dan de NOS, maar die, als het erop aankomt, als eerste naast je staat als je loopt te janken in de medicijnkamer.
En natuurlijk de Collega die roostert en je bestaan bepaalt, je weet wel… de Poortwachter.
Eén mail van haar kan je of 5 diensten vrij maken of een rooster bezorgen dat voelt alsof je een misdrijf hebt begaan.
Daar tussen liep Marvin. Als bambi op glad ijs.
De eerste weken schrokken we soms van hem: “Waarom vraag je élke bewoner hoe het met hun gevoel is? Je bent met een washand bezig, geen therapie!”
Maar ergens begon hij het te snappen.
Dat het verpleeghuis niet gaat om perfect zorgen volgens het boekje, maar om leven toevoegen aan dagen.
Ik zag hem groeien, soms met piepende banden en bezweet voorhoofd, maar hij groeide.
Van het moment dat hij voor het eerst een steunkous probeerde aan te krijgen, alsof hij de Doff’n’Donner probeerde te temmen als een wild dier, tot de eerste keer dat hij een bewoner verloor en ik hem in de koffiekamer vond met een traan die hij snel probeerde weg te vegen.
Hij leerde de geur van het verpleeghuis herkennen:
Een mix van koffie, andijvie, kruidkoek, Zwitsal, sudocreme, bloemkool en hier en daar een vleugje urine, afgewisseld met eau de toilette van mevrouw De Bruin, die standaard een wolk geur achterliet die drie gangen lang bleef hangen.
Hij leerde ook het venijn herkennen.
De fluistergesprekken bij de medicijnkar.
Het passief-agressief “Oh, doe jij het zó?”
De “ik zou het anders doen hoor” blikken tijdens de rapportage.
Maar… hij leerde ook onze liefde kennen.
De humor. De zwarte humor vooral, die je nodig hebt om te overleven.
Het samen snoepen van de slagroomtaart die familie bracht voor een verjaardag.
Het samen janken om een overlijden waar niemand nog lucht van had.
Het dansen in de woonkamer met een bewoner die anders nooit meer uit bed kwam.
En vooral: het onvoorwaardelijk er voor elkaar zijn als de dag je sloopt.
Marvin werd één van ons.
En nu?
Is het geen studentje meer.
Zijn sneakers hebben verhalen, vlekken en levenslessen opgedaan.
Hij praat niet meer fluisterend tegen bewoners over hun “gevoel”, maar hóórbaar, met rust, met warmte.
Kent de familiedynamieken, de valkuilen, de pijnpunten en het goud van het vak.
Hij is nu verzorgende IG.
En een verdomd goede ook.
Dus ja, het verpleeghuis is soms chaotisch, pittig, venijnig en vol emotie.
Maar het is óók de plek waar mensen groeien, waar liefde woont, waar levens eindigen én waar herinneringen gemaakt worden.
En Marvin? Die hoort erbij.
Met hart, ziel, humor en doorzettingsvermogen.
Een ode aan het verpleeghuis.
Een wereld die niet iedereen begrijpt
maar als je hem binnenkomt, en je hart ligt erin…
Verlaat je hem nooit meer als dezelfde persoon.