Er zijn van die dingen in de zorg die mensen buiten ons vak nooit helemaal zullen begrijpen. De Doff ’n Donner in de zorg is daar een prachtig voorbeeld van. Voor de meeste mensen zijn het suffe, beige dingen die oma draagt omdat ze ooit een spatader had. Maar voor ons, zorgverleners, zijn het een combinatie van krachttraining, yoga, zweettherapie en relatietest in één. En dan heb je nog de paal, oftewel: de Doff ’n Donner.
Dat rubberen, torpedovormige ding waarvan iedere wijkverpleegkundige weet dat je ermee kunt vloeken, lachen, stuntelen en zweten tegelijk. Het idee is simpel: het helpt je om de steunkous soepel over een been te laten glijden zonder dat je je rug breekt of de cliënt richting plafond lanceert. In theorie werkt dat prachtig. In de praktijk is het een klein spektakel waar je het best een toeschouwersplek bij kunt aanbieden, inclusief popcorn.
Hulp middel of nachtclub
De Doff ’n Donner, of zoals we hem allemaal liefkozend noemen: de paal, is niet zomaar een hulpmiddel, het is een karakter op zich. Vraag een willekeurige collega naar de paal en er komt altijd een verhaal. Want hoe je het ook wendt of keert, professioneel blijven is bijna onmogelijk als iemand naast je zegt: “Pak jij even de paal?” Of: “Ik trek ’m er wel even overheen.” Of, mijn persoonlijke favoriet: “Hij glijdt vandaag niet goed.”
De cliënt kijkt dan verbaasd, terwijl jij wanhopig probeert niet in lachen uit te barsten. En natuurlijk staat er ergens in de hoek een collega met tranen in haar ogen van het lachen, terwijl jij met rood hoofd probeert uit te leggen dat het echt een medisch hulpmiddel is, bedoeld om kousen aan te trekken, en niet iets wat per ongeluk in een nachtclub is achtergelaten.
Elke zorgverlener heeft het meegemaakt: je zit op je knieën, het rubbere ding glijdt alle kanten op, het zweet loopt in je nek en de cliënt probeert te helpen door precies de verkeerde beweging te maken. De paal floept los, jij hebt dat ding bijna in je kin, of nog een stapje verder… Je staat met dat ding tussen je benen omdat de zuignap nergens op blijft zitten.
Olympische spelen
Toch, als het dan lukt, als die kous eindelijk zit, glad, zonder plooien, precies goed – dan voel je iets van trots. Alsof je net een marathon hebt gelopen, maar dan in een huiskamer met een rubberen torpedo in je hand. Niemand buiten ons vak begrijpt hoeveel kracht, souplesse en geduld er nodig is om één paar steunkousen fatsoenlijk aan te trekken. Dat is pure zorg-Olympiade.
We geven de paal ondertussen namen. In elk team is er wel eentje met een bijnaam: De zwarte Ridder, De Slip ’n Slide of, mijn favoriet, De Extender. We lachen erom, we klagen erover, maar we zouden niet zonder kunnen. De paal is onze stille collega, onze partner-in-crime, onze vaste ochtendoefening.
En eerlijk is eerlijk, tussen al dat geworstel en die melige grapjes door gebeurt er vaak iets moois. Een cliënt die zegt: “Ik vind het zo knap hoe u dat doet, ik kreeg het zelf nooit voor elkaar.” Of eentje die lacht en zegt: “Broeder, u maakt er tenminste wat gezelligs van.” En dan weet je weer waarom je het doet. Niet voor de perfect gestreken kous, niet voor de spierballen, maar omdat dit de kleine momenten zijn waarop zorg en menselijkheid samenkomen.
lachen, gieren, brullen
Dus ja, we lachen om de paal. We vloeken erom. We willen hem soms het raam uitgooien. Maar diep vanbinnen hoort hij er gewoon bij. Want achter elk komisch gevecht met die rubberen rol zit iets groters: het vermogen om te blijven lachen in een beroep waar het soms behoorlijk zwaar kan zijn.
De paal, de kous, de koffie daarna, het hoort allemaal bij elkaar. En ik zweer het je, als er ooit een Olympische discipline komt voor ‘steunkousen aanbrengen in minder dan zestig seconden’, dan schrijf ik me in. Goud gegarandeerd.
Lang leve de paal, de kous, en de lach die ons elke dag overeind houdt.