Afscheid en herinnering: een glas op het leven, de dood en wat blijft.

Afscheid en herinnering: een glas op het leven, de dood en wat blijft.

Afscheid en herinnering lopen vaak ongemerkt in elkaar over. Ik zit in mijn uniform aan de bar. Het is laat, mijn dienst zit erop. Op de fiets door de stad, mijn nieuwe stad, heb ik vandaag weer afscheid genomen van een leven. Een patiënt, een mens. Iemand met een verhaal dat mij even werd toevertrouwd. En ik bestel een biertje en hef mijn glas. Niet op het leven. Maar op het afscheid. Proost, zeg ik zacht. Voor hem, of haar, of hen.

Ik was 18 toen ik voor het eerst die deur binnenstapte. Vers verhuisd naar de grote stad. Een beetje verdwaald tussen alle prikkels, onbekenden en flatgebouwen. De stad slokte me op. Maar die kleine kroeg aan de rand van het centrum? Die gaf me adem. Ik kwam er per ongeluk terecht, met het personeel van een andere kroeg. Maar ik bleef terug komen, voor de gezelligheid, voor de verhalen achter de bar en voor de mensen.

De kroeg op de nieuwe binnenweg

In die kroeg werd ik mens. Daar, tussen de zuipende dichters, de stille rokers en de vaste stamgasten. Daar kon ik praten. Of juist niks zeggen. Daar hoefde ik niet de sterke zorgverlener te zijn. Daar kon ik een biertje drinken na een avonddienst waarin ik iemand in stilte de dood in begeleidde. Of iemand vast mocht houden tot de laatste adem. Daar, aan die bar, kon ik even niks hoeven oplossen.

De mensen in de kroeg werden bekenden. Sommigen zelfs vrienden. De barman werd iemand die wist wanneer ik liever niet wilde praten, maar gewoon wilde zitten. Hij schonk dan gewoon in. Zonder woorden. Door de jaren heen hebben we heel wat besproken, soms met tranen, soms schaterlachend. Ik ben dankbaar voor de gesprekken over het leven, de lachbuien en alle woorden daar omheen.

Houdoe!

Een aantal jaar later verhuisde ik. Het werk veranderde. Ik kreeg andere ritmes. Het kroegje raakte uit beeld, zoals dat gaat. Maar in m’n hoofd bleef het. En af en toe dacht ik eraan, als ik ’s avonds op de bank zat.

Vandaag heb ik onderin de kast een flesje gevonden. Stof erop. Etiket wat vergeeld. Maar koud genoeg. Ik schenk hem in. Niet in die kroeg. Niet met die mensen. Maar voor één van hen. Voor de barman, voor de vriend die me zag, en wist wat hij moest zeggen. Te jong, te plotseling.

En terwijl het schuim langzaam zakt, fluister ik nog één keer: ‘Proost’ niet op het leven, maar op het afscheid en de herinnering die achter blijft.

Oh hallo daar 👋
Het is leuk je te ontmoeten.

Meld je aan om op de hoogte te blijven van Broeder Sjuul!

We spammen niet! Lees ons privacybeleid voor meer info.